Wat is de betekenis van sluimer?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLUIMER

m., g. mv., lichte, zachte slaap: uit zijn sluimer ontwaken ; in zoete sluimer liggen.

2025-07-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

sluimer

slaap. slaap; in het bijzonder: lichte of zachte slaap. Voorbeelden: Ik probeerde mij op te richten, maar mijn kortstondige sluimer had mij loodzwaar gemaakt. Maarten 't Hart, Het woeden der gehele wereld, 1993 In bed wilde de slaap niet komen, pas tegen de ochtend viel ik in een lichte sluimer. NRC, 1995 Wat hee...

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

sluimer

ligte, kortstondige slaap; gesluimer, lig slaap, dut.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sluimer

I. m. (lichte, kortstondige slaap): in sluimer vallen. II. m. sluimers (bedrieger).

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sluimer

('sluimer) m. lichte, zachte slaap: in vallen; uit zijn opgeschrikt.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLUIMER

SLUIMER - m. sluimering: in sluimer vallen; uit zijn sluimer ontwaken; in zoeten sluimer liggen.

2025-07-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Sluimer

Sluimer, m. gmv. sluimering. *-AAR, m., -STER, v. (-s), die sluimert. *-ACHTIG, bn. (-er, -st), geneigd tot sluimeren, - tot dutten. *-EN, ow. gel. (ik sluimerde, heb gesluimerd), zacht -, doch onvast slapen, dutten. *-IG, bn. slaperig, dommelend. *-ING, v. (-en), het sluimeren; dutje.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)