SLUIER
m. (-s), 1. dunne, min of meer doorzichtige doek waarmee men (inz. vrouwen) een lichaamsdeel of het lichaam omhult; — in ’t bijz. zulk een smalle, lang afhangende doek die het gezicht (ten dele) verhult: de sluier laten vallen, neerslaan, opslaan, terugslaan ; — inz. als dracht van bruiden en dopelingen : zij is in een s...