Wat is de betekenis van SLODDER?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SLODDER

m. (-s), 1. slordig, haveloos persoon: 2. (Zuidn.) slet.

Lees verder
2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

slodder

geslodder, mors, uitstort; te wyd, slap neerhang (klere).

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slodder

m., v. slodders (slordig, morsig persoon).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

slodder

('sloddər) m. en v. (-s) slordig persoon.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLODDER

SLODDER - m. (-s), zeer morsig mensch.

2025-07-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Slodder

Slodder, m. zeer morsig mensch. *-ACHTIG, *-IG, bn. en bijw. morsig, slordig. *-BROEK, v. (-en), loshangende -, al te wijde broek. *-EN, ow. gel. flodderen. *-IGHEID, v. gmv. morsigheid, slonsigheid. *-JURK, v. (-en), *-KLEED, o. (-eren), flodderend -, al te wijd kleed. *-KOUS, v. (-en), al te wijde kous; (fig.) slordig -, slonsig meisje. *...

Lees verder
toon meer resultaten

Gerelateerde zoekopdrachten