Wat is de betekenis van SLEPEND?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Slepend

bn. bw., 1. wat sleept: een slepende gang hebben, niet flink lopen; — (dans) slepende pas, zonder de voeten op te tillen; 2. langdurig: een slepende ziekte; 3. (handel) niet levendig, traag: de handel was slepend; 4. (van een conversatie) niet opgewekt, telkens hokkend; 5. (van klanken) langgerekt: hij speelde...

2025-07-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

slepend

slepend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: sle-pend 1. wat lang duurt en moeizaam gaat ♢ ze hebben in dat bedrijf een slepend conflict Bijvoeglijk naamwoord: sle-pend ... is slepender dan ... ...

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

slepend

bn. (fig. langzaam, traag): hij telt de slepende uren: een slepend gezang, een slepende ziekte, langdurig; een slepende stijl, gerekt; een slepende voordracht, temerig; een zaak slepende houden, onafgedaan; een slepende gang, trage; zie rijm.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

slepend

('sle:pənt) bn. en bw. 1. wat sleept: een -e japon. 2. traag: een -e gang; hij telt de -e uren. 3. langdurig : een -e ziekte. 4. lijmerig : een -e stem. 5. gerekt: een -e stijl; een → rijm. 6. temerig: een -e voordracht.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SLEPEND

SLEPEND - bn. wat sleept: een slependen gang hebben, niet flink loopen: — (dans) slepende pas, zonder de voeten op te tillen ; — wat lang duurt: aan eene slepende ziekte overlijden, aan eene kwijnende, langdurige ziekte ; — eene slepende voordracht, die langdradig, gerekt is ; — eene slepende stem, lijmerig, niet flink;...

2025-07-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)