sjeffen
1) (19e eeuw) (ook sjeften) (Barg.) straf hebben, in de gevangenis zitten. • straf(hebben), zitten: drukkerd, drukken, gepensioneerde (die voor veel jaar zit), jaspenen, opgaan (strafkrijgen), opknappen, (zitten), sjeffen. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1914) &...