Wat is de betekenis van Sinus?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sinus

(Lat.),m. (-sen) 1. (ontl.) holte of instulping zonder eigen wand. 2. (meetk.) de loodlijn die uit het punt waarin een straal de omtrek van een cirkel snijdt op een andere straal valt, is de sinus van de ingesloten hoek; hij wordt uitgedrukt in delen van de straal: de sinus van een hoek is gelijk aan het quotiënt van de rechte zijde tegenov...

2025-07-25
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Sinus

Verkorting van Gesinus.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sinus

sinus - Zelfstandignaamwoord 1. (wiskunde) de verhouding van de lengte van een loodlijn die van een der benen van een hoek op het andere been wordt neergelaten, tot het beenstuk waarvan wordt uitgegaan 2. (medisch) holte of instulping zonder eigen wand Verwante begrippen cosinus, tangens

2025-07-25
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Sinus

(m.), bocht, boezem, holte, b.v. de neusholten.

2025-07-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Sinus

verhoudingsgetal van een hoekafmeting (wisk.); zeeboezem

2025-07-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

sinus

afkorting: sin, voor een bepaalde hoek de verhouding die er in de rechthoekige driehoek bestaat tussen de overstaande rechthoekszijde en de schuine zijde, b.v. sin 𝛼 =a/c

2025-07-25
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

sinus

(= L.,), bocht, boezem, holte met bloed of weefselvocht. Een holte in een der schedelbeenderen (omgeving neus).

2025-07-25
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Sinus

m Verkorting van Gesinus. Deze naam komt vooral in Gron. en Dr. voor.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

sinus

loodlyn wat v/d punt waar straal omtrek van sirkel sny, op ander straal val, is sinus van ingesluite hoek; bog, inham; (been)holte, verwyding.