Wat is de betekenis van singular?

2025-07-23
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

singular

I. 1. enkelvoudig; 2. bijzonder, zonderling, eigenaardig; 3. enig (in zijn soort), zeldzaam; the singular number, het enkelvoud; in this we are not singular, staan wij niet alléén; II. enkelvoud.

2025-07-23
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

singular

enig, van één, enkel; buitengewoon, bijzonder, eigenaardig, zonderling, vreemd, wonderlijk; (número) singular, m. enkelvoud.