Wat is de betekenis van simulant?

2025-07-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Simulant

m. (-en), iem. die voorgeeft in een zekere toestand, bep. van ziekte, te verkeren.

2025-07-21
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

simulant

simulant - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die simuleert (zich ziek voordoet) Woordherkomst Naamwoord van handeling van simuleren met het achtervoegsel -ant

2025-07-21
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Simulant

[Lat. simulans, -antis o.dw, zie simuleren] hij die een ziekte of gebrek veinst (ook. simulator).

2025-07-21
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Simulant

veinzer

2025-07-21
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Simulant

iemand, die een ziekte of waanzin voorwendt

2025-07-21
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Simulant

iemand die bewust voorwendt ziek te zijn; moet scherp onderscheiden worden van neuroticus (zie ook hysterie); berust in ernstige gevallen meestal op psychopathie.

2025-07-21
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

simulant

m. Iemand, die veinst ziek of krankzinnig te zijn.

2025-07-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

simulant

m. simulanten (ontleend aan de verbogen naamval van Lat. simulans: tem., die simuleert).

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-21
Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Simulant

(simulo, veinzen), iemand, die het doet voorkomen, alsof hij ziek is. Zijn wijze van doen heet simuleeren of simulatie.