simiae
símiae, - 2e nv. enkv. van Lat. simĭa, aap: van den aap, door apen gegeten wordend, in het “apenland” groeiend. - Ficus - H. Winkl. [Hubert Winkler] werd zoo genoemd, omdat de boom groeit in Bórneo, het land van den orang oetan (Simĭa satўrus L. [C. Linnaeus]).