Wat is de betekenis van sikkeneurig?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sikkeneurig

bn. bw. (-er,-st), (gemeenz.) 1. al te nauwlettend, vitziek: ’t is zo’n sikkeneurig mens; sikkeneurig handelen. 2. lusteloos en onvriendelijk, gemelijk: als hem iets scheelt is hij altijd zo sikkeneurig; sikkeneurig kijken.

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

sikkeneurig

(1784) (inf.) onvriendelijk; twistziek. Kijk ook onder sikkeneur* en sikkeneuren*. Vgl. neurig*. • Zy zyn stylen van de Beurs, en niet krentig of sikkeneurig; zy durven wel een nieuw schip geven. (Bekker E. wed. Wolff: Historie van den Heer Willem Leevend. 8 dln. 1784-1785) • Maar laat ik er niet meer van praten, ik kan er sikkeneurig va...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

sikkeneurig

sikkeneurig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet tevreden en daarom boos De sikkeneurige student was helemaal niet tevreden met de 7 die hij kreeg voor zijn scriptie. Woordherkomst afleiding met het achtervoegsel -ig Antoniemen ontevreden, chagrijnig, teleurgesteld

2025-07-28
Gezegden

Riemer Reinsma (1998)

Sikkeneurig

Is sikkeneurig afgeleid van de uitdrukking 'ergens een sik van krijgen?' Nee. Sikkeneurig is een verbastering van het Franse woord chicaneur, dat ‘vitziek, zanikend persoon’ (iemand die op een nare manier op- en aanmerkingen maakt) betekent. Sikkeneurig kwam aan het eind van de achttiende eeuw voor het eerst in het Nederlands op schrift voor. De u...

2025-07-28
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Sikkeneurig

[verbastering van chicaneurig, zie chicane] humeurig, lastig, brommerig, overdreven nauwlettend en daardoor vitterig; ook: lusteloos en daardoor gemelijk en onvriendelijk.

2025-07-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

sikkeneurig

te noulettend.

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sikkeneurig

adj. & adv., nijsgjirrich, sangerich, eamelich, gnoarrich, krimmenearderich, neigeande, neigeanich.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sikkeneurig

bn., bw. (ziekeneurig, chicaneurig; al te nauwlettend; zanikachtig; gemelijk): een sikkeneurig mens; sikkeneurig handelen.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Sikkeneurig

van ’t Fr. chicaneur, van chicane = vitterij.