Wat is de betekenis van sijp?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sijp

bn., (gew.) vochtig, nat.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sijp

bn. (sappig, niet dor): het akkermaalshout moet goed sijp zijn, anders gaat de bast er door het kloppen niet af.

2025-07-24
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

sijp

sijp - sappig, vochtig; „sijpelen” : lekken of druppelen.