Signe
teken; kenteken, merk; wenk; moedervlek; le signe de la croix, ’t teken des kruises; signe de tête, hoofdknik; signe de vie, teken van leven; c'est signe que..., dat is een teken dat...; faire signe, een teken geven; faire signe que oui (que non), van ja (neen) knikken; faire le signe de la croix, het kruisteken (een kruisje) maken...