Wat is de betekenis van siddering?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Siddering

v. (-en), sterke beving, trilling; het sidderen.

2025-07-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

siddering

siddering - zelfstandig naamwoord uitspraak: sid-de-ring 1. het trillen en bibberen van angst ♢ er ging een siddering door de zaal bij die scène Zelfstandig naamwoord: sid-de-ring de siddering

2025-07-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Siddering

s., trilling, gril.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

siddering

v. sidderingen (trillende beving): een siddering ging door zijn leden.

2025-07-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten