Sedert
I. vz., 1. gedurende de tijd na de genoemde bep.: sedert verleden jaar: sedert Pasen ben ik hier. 2. in of binnen de tijd verlopen na: sedert dien; sedert wanneer. 3. gedurende het verloop van de genoemde, onmiddellijk voorafgaande tijd: sedert drie uren zijn wij op zee. II. bw., van die tijd af waarvan zo even gesproke...