secure
I. zeker (van of); veilig (voor against, from); goed vast (gemaakt), stevig; II. in veiligheid brengen, (goed) vastmaken, -zetten, -binden, (op)sluiten; versterken [kisten]; beveiligen, beschermen (voor from), verzekeren, waarborgen; zich verzekeren van, (zich) verschaffen, (ver)krijgen, de hand leggen op; III. secure oneself against, zich verzeke...