Schouwer
m. (-s), 1. ziener, profeet; 2. die met de schouw van iets belast is: morgen komen de schouwers ; lijkschouwer.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. ziener, profeet; 2. die met de schouw van iets belast is: morgen komen de schouwers ; lijkschouwer.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-s), 1. ziener, profeet; 2. iemand die met de schouw van iets belast is; lijkschouwer.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J.H. van Dale (1898)
SCHOUWER - m. (-s), die met de schouw van iets belast is: morgen komen de schouwers voor de schoorsteenen; lijkschouwer; — (oudt.) ziener, profeet. SCHOUWSTER, v. (-s), zij die schouwt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: