schoremerd
(19e eeuw) (Barg.) armoedig persoon; verachtelijk iemand. • Dat 's een nieuweling, nog erg nuchter, 'n kalf van een jonge ..., 't is een schoremerd (armoedige man), een zwerver. (Justus van Maurik: Amsterdam bij dag en nacht. 1889) • De Amsterdamsche kastelein, beklaagd van aan een paar politieagenten het woord „schoremer" te hebbe...