Wat is de betekenis van schim (II)?

2025-07-26
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

schim (II)

(schaduw), 1. gezicht: V. BOLHUIS; schimmen trekken, fotograferen: Boeventaal; 2. schimmetje, kleinigheid: Die snees betaalde maar een schimmetje, V. BOLHUIS.