Wat is de betekenis van Schieber?

2025-07-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Schieber

schuiver; schuif; schuifla; knip, grendel; schuifdans; knoeier, zwendelaar; oweeër.

2025-07-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

Schieber

(D.) m. smokkelaar, opkoper die v. d. moeilijke omstandigheden of lage valuta v. e. land profiteert.

2025-07-25
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

Schieber

(D.). m. smokkelaar, opkoper, die van crisisomstandigheden profiteert.

2025-07-25
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Schieber

(Duitsch), tijdens den Wereldoorlog en de inflatie, naam v. kettinghandelaren, die woekerwinsten maakten.