Schering
v. (-en), 1. het scheren (in alle bet.); 2. (wev.) ketting, de lengtedraden van een weefsel; — (fig.) dat is schering en inslag bij hem. dat treft men steeds bij hem aan, hiervan spreekt hij altijd; (ook) dit doet hij altoos ; — (naaist.) de rechte draden die men spant bij het mazen en stoppen; 3. (scheepsb.) elk van de houten...