Scheluwte
v., het scheluw-zijn; scheefheid; hout van scheluwte maken, schaven, de scheluwte wegnemen; van scheluwte leggen, goed vlak leggen; scheluwte zien, met één oog langs iets zien om over de vlakte en rechtheid te kunnen oordelen; de toppen van twee baken van scheluwte zien, in elkaar brengen, achter elkaar zie...