Wat is de betekenis van Schamp?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Schamp

m. (-en), (Zuidn.) 1. spot, beschimping; 2. schimpscheut.

2025-07-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

schamp

Spot, beschimping; inz. zijdelings verwijt, schimpscheut: in die gazet staan dikwijls schampen tegen 't gemeentebestuur (C.).

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

schamp

m. schampen (Z.-N. het schampen; schimpscheut).

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

schamp

m. (-en) 1. Eig. schimp, beschimping. 2. Metn. schimpscheut.

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Schamp

Schamp - m. (-en), houw van ter zijde.

2025-07-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Schamp

Schamp, v. (-en), schot -, houw van ter zijde. *-DEK, SCHANDDEK, o. (zeew.) dek nevens de verschansing. *-ELIOENS, m. mv. (zeew.) marswanden. *-EN, onp. w. gel. (het schampte, is geschampt), van ter zijde even raken, - wonden. *-ER, bn. en bijw. (-der, -st), *-ERLIJK, bijw. bits, honend, bitter, scherp. *-EREN, ow. gel. zie SCHAMPEN. *-ERHEID...

2025-07-27
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

Schamp

Contumelia, propudium, conuitium, ignominia, probrum. ital. scempio.