Schaaldeel
o. (...delen), 1. ben. voor de eerste en de laatste plank die uit een ruwe balk of boom gezaagd wordt, die dus aan de ene zijde rond blijft; 2. deel van een schaalverdeling.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (...delen), 1. ben. voor de eerste en de laatste plank die uit een ruwe balk of boom gezaagd wordt, die dus aan de ene zijde rond blijft; 2. deel van een schaalverdeling.
Hendrik Leurs (2015)
Zichtbaar houten deel van een gezaagde boomstam, met een gedeelte van de ronding nog zichtbaar.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Veerman (1954)
of schaalplank. Bij het in de lengte verzagen van een stam terzijde afvallende planken, die aan de van het hart afgekeerde zijde nog voor ca de helft van zijn, d.w.z. de oorspronkelijke ronding van de stam bezitten. Naar het topeinde lopen ze taps toe (z. Kanthout).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: