Wat is de betekenis van Satiriek?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Satiriek

(<Fr.), (-er, -st), bn. bw., hekelend, spotachtig of de spot drijvend: een satiriek gezegde; iem. satiriek aankijken.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

satiriek

bn., bw. (Fr. satirique: spottend, hekelend spotachtig; als in een satire): een weekblad, een satiriek gedicht; Mult. wist satiriek te schrijven; ook wel (Duits).

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

satiriek

(’ri:k) bn. en bw. (-er, -st).

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Satiriek

[Fr.], (-er, -st), bn. en bw., hekelend, spotachtig of de spot drijvend: een satiriek gezegde.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Satiriek

Satiriek - (-er, -st), SATIRISCH, bn. bw. hekelend, spottend, bijtend: een satiriek gezegde; een satirisch dichter; een satirisch mensch, die overal eene satire op zegt; op hekelende wijze: satirisch spreken.

2025-07-28
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

satiriek

satiriek - satirisch, bn. en bijw. hekelend, spottend, bijtend, op hekelende wijze