saskenen, saskeren, sjaskenen
(19e eeuw) (Barg.) zuipen. Volgens Endt (Bargoens Wdb.) vroegste vermelding in Rotwelsch (Duitse dieventaal): 1754, bij Moormann ca. 1800 als sasselen (drinken). • Wij hadden moos en konden bij de keiledje zitten om neurie te saskene; wij wierpen de korri met de sas in den brommer, en legden de smiksem met comien op de leechem. (Algemeene Kons...