Run
I. (Eng.), m., 1. het rennen; renloop, inz. (sport) punt bij het cricketspel. 2. stormloop, bep. het in een soort van paniek gelijktijdig opvragen van inleggelden enz. bij een bank of om bankbiljetten in te wisselen: er was een run op die bank, waardoor zij twee dagen haar betalingen moest staken. 3. reis van een schip van een haven naar een...