Wat is de betekenis van Ruiselen?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ruiselen

(ruiselde, heeft geruiseld), (veroud., dicht.) ruisen.

2025-07-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

ruiselen

Ruisen, ritselen. Alleen de nacht en het ruiselen van de bomen in het dichte bos dringt tot in de hoek van de kelder door, BOON 1975, 128.

Gerelateerde zoekopdrachten