Rivierprik
m. (-ken), de gewone prik (Lampetra fluviatilis).
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
gewone prik. smalle, langgerekte, kaakloze vis die in rivieren, riviermondingen en gedurende een deel van zijn leven in zee leeft; gewone prik of gewone prikvis die voornamelijk in rivieren leeft; gewone lamprei; gewone negenoog. Voorbeelden: Volwassen rivierprikken zijn langgerekt, ze hebben een grijsbruine rug en zeven kieuwopening...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Gedigitaliseerd Ensie (1950)
(Lampetra fluviatilis) Ronde zuigmond; langgerekt, aalvormig lichaam. Geen borst-, buik- of aarsvinnen 7 gepaarde kieuwopeningen. Rug bruinzwart, buikzijde licht. 40-50 cm. Volwassen dieren parasiteren op vissen; larven voeden zich met kleine dieren. In riviermondingen; larven in rivieren. In ons land beschermd.
dr. ir. P. Schoorl (1938)
Rivierprik is een riviervisch met een grootte van 30-40 cm (Petromyzon fiuviatilis). Zie voor de samenstelling bij Prik.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: