Wat is de betekenis van Ritsig?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ritsig

bn. (-er, -st), tot paren geneigd, geil, wellustig.

2025-07-23
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

ritsig

In sommige dialecten (zoals het Vlaams of Limburgs) wordt "ritsig" weleens gebruikt om onrustig, druk, of zenuwachtig aan te duiden. Bijvoorbeeld: - "Hij is vandaag zo ritsig, hij kan geen seconde stilzitten."

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

ritsig

(16e eeuw) (inf.) geil, wellustig. Betekent eigenlijk: paardrift van het vee. • luxurieus, onmaatig, overdaadig, gulsig, geyl, ritsig, weeldrig, wellustig.(Adriaan Koerbagh: Een bloemhof van allerley lieflijkheyd sonder verdriet. 1668) • Mooie Burk... we binne soo ritsig! (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooi...

2025-07-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

ritsig

loops, hitsig, wellustig.

2025-07-23
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Ritsig

noemt men een zeug, die in bronst verkeert; meer gebruikelijk is berig, reuzig of roezig.

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ritsig

adj., jacht(er)ich, joeisk, ritsich, ridzich.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ritsig

('ritsəch) bn. en bw. (-er, -st) een sterke geslachtsdrift gevoelend. Syn. → geil.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Ritsig

bn. (-er, -st), tot paren geneigd, geil, wellustig.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ritsig

Ritsig - bn. (-er, -st), tot paren geneigd, geil, wellustig. RITSIGHEID, v. paardrift, geilheid.