Wat is de betekenis van Ridicule?

2025-07-28
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Ridicule

I. belachelijk; bespottelijk; II. 1. ’t belachelijke; ’t bespottelijke; 2. tasje [v. dames]; se donner un ridicule (des ridicules), zich belachelijk maken; prêter au ridicule, aanleiding geven tot spot; tourner au ridicule, belachelijk worden; traduire (tourner) en ridicule, belachelijk maken, spotten met; le ridicule tue, wie zic...

2025-07-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

ridicule

I. spot, bespotting; bring (cast, pour, throw) ridicule on, belachelijk maken; II. belachelijk maken, bespotten.

2025-07-28
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Rīdĭcŭlē

adv. grappig, kluchtig, vermakelijk; belachelijk, bespottelijk.

2025-07-28
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

ridicule

(Fr.), belachelijk.

2025-07-28
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

ridicule

ridicule - belachelijk, bespottelijk;wordt soms gebruikt in plaatsvan „réticule”, zie aldaar.

2025-07-28
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Ridicule

belachelijk.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ridicule

Ridicule - o. het belachelijke.

2025-07-28
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

ridicule

ridicule - o. het belachelijke