rhodocinctus
rhodocínctus (-a, -um), - van Gr. rhodon, roos; Lat. cinctus (zie aldaar), omgord, gerand, omringd, omsloten: met rozerooden rand; door rozeroode organen omsloten. Deze samenkoppeling van Gr. en Lat. is niet fraai; beter zijn roseocinctus, rhodocraspĕdus en rhodozōnus.