Reus
I. bn., (gew.) door de drank bedwelmd : hij is reus ; — hij heeft de reus gezien, hij is dronken (met zinspeling op Reus (II). II. m. (reuzen), 1. mythologische en sprookjesfiguur, de gedaante hebbende van een mens van bijzonder grote afmetingen : de reuzen bestormden de Olympus; de Cyclopen waren reuzen...