Respijt
(<Fr.), o., 1. het aflaten; zonder respijt, zonder onderbreking : — ik heb geen uurtje respijt op een dag, geen uurtje vrijaf, geen uurtje dat ik iets voor mij zelf doen kan; — (spr.) tegen moeten is geen respijt, aan werkelijke noodzaak kan men zich niet onttrekken; 2. uitstel; — (in ’t bijz.) uitste...