Wat is de betekenis van Residentschap?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Residentschap

o. (-pen), 1. gewest waarover een resident het bestuur voert, inz. voorheen in Ned.Indië; 2. ambt van resident; tijd dat iem. resident is.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

residentschap

o.; O.-I. gewest, waardigheid, ambtstijd van een resident.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

residentschap

(rezi'dent) o. (–pen) O. I. Eert.I. Eig. het resident zijn, ambt van resident. II. Metn. 1. gebied van een resident. 2. tijd dat iemand resident is.

2025-07-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Residentschap

o. (-pen), 1. gewest waarover een resident het bestuur voert, m.n. in vm. Ned.-Indië; ambt van resident; tijd dat iemand resident is.

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Residentschap

Residentschap - o. (-pen), residentie, gewest in Ned.-Indië.

Gerelateerde zoekopdrachten