Residentschap
o. (-pen), 1. gewest waarover een resident het bestuur voert, inz. voorheen in Ned.Indië; 2. ambt van resident; tijd dat iem. resident is.
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-pen), 1. gewest waarover een resident het bestuur voert, inz. voorheen in Ned.Indië; 2. ambt van resident; tijd dat iem. resident is.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
(rezi'dent) o. (–pen) O. I. Eert.I. Eig. het resident zijn, ambt van resident. II. Metn. 1. gebied van een resident. 2. tijd dat iemand resident is.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-pen), 1. gewest waarover een resident het bestuur voert, m.n. in vm. Ned.-Indië; ambt van resident; tijd dat iemand resident is.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: