Wat is de betekenis van reproach?

2025-07-25
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

reproach

I. verwijten; berispen; reproach one with (for) something, iemand iets verwijten; II. reproach oneself with (for) a thing, zich ergens een verwijt van maken; III. verwijt, verwijting; schande; above (beyond) reproach, onberispelijk.