Remonter
I. weer naar boven gaan, rijden; weer in de hoogte gaan, rijzen; weer te paard stijgen, weer instappen; stroomopwaarts varen, opvaren; opkruipen [v. das]; remonter à, opklimmen tot, dagtekenen uit; teruggaan tot; remonter de deux siècles en arrière, twee eeuwen teruggaan; remonter en voiture, weer instappen; remonter jusqu'...