Rel
I. REL m., 1. het rellen: hij -praatte maar in één rel door, zonder een ogenblik op te houden; 2. kwaadwillige actie, opstokerij. II. REL v. (-len), babbelaarster; — ondeugend meisje; straatmeid. III. REL v. (-len), gang, loopgat, hol: gaten en rellen van muizen.