Wat is de betekenis van rel?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rel

I. REL m., 1. het rellen: hij -praatte maar in één rel door, zonder een ogenblik op te houden; 2. kwaadwillige actie, opstokerij. II. REL v. (-len), babbelaarster; — ondeugend meisje; straatmeid. III. REL v. (-len), gang, loopgat, hol: gaten en rellen van muizen.

2025-07-25
Indonesisch Nederlands woordenboek

W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)

rél

rail; keluar rél, ontspoord (ook fig).

2025-07-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

rel

[b]relatie. Gebruikt in contactadvertenties.[/b] Voorbeelden: Hr, 85, ac., weduwn., licht geh. met o.a. belangst. klass. muziek, zkt een vr. maatje (gn rel.) om af en toe de eenzamheid te ontvluchten, o.a. met de Kerst. de Volkskrant, 14 november 2009 Dame, 59, wed., HBO, hoog IQ en EQ, 1.76/71, naaldhakken of spijkerbroek, b...

2025-07-25
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Rel

Zie Reilof

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rel

rel - zelfstandig naamwoord 1. gebeurtenissen op straat die de gewone orde verstoren ♢ na de aanrijding ontstond er een rel op straat 1. een rel schoppen [opschudding veroorzaken] Zelfstandig naam...

2025-07-25
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

rel

rilling

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rel

m. (het rellen; gerucht); zie relletje.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

rel

m., 1. het rellen: hij praatte maar in één rel door, zonder een ogenblik op te houden; 2. kwaadwillige actie, opstokerij; 3. opschudding, consternatie: het was een hele rel; 4. straatruzie; opstootje. Een rel is een meer of minder spontane uitbarsting van vijandig gedrag in groepsverband. Hoewel opstootjes overal kunnen voorkomen,...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

rel

rel zn. 'opstootje' categorie: geleed woord, klankwoord Vnnl. rel eerst alleen 'het spreken; het geklets' in huer lieder rel 'hun gepraat' [1509; WNT], zyn boerdelic rel 'zijn grappige gekakel' [1509; WNT], dan rel 'druk gepraat, lawaai, gedoe' [1558; WNT], in aansluiting daarbij 'opschudding, consternati...