Wat is de betekenis van reflector?

(Lat.), m. (-en, -s), 1. vlak dat licht of een ander verschijnsel terugkaatst; in ’t bijz. als inrichting om een schijnsel te concentreren: een lamp met reflector; 2. spiegeltelescoop.

(zelfstandig naamwoord) [alg.] zie: geen Engels, maar uit Latijn

reflector - zelfstandig naamwoord uitspraak: re-flec-tor 1. iets wat licht terugkaatst ♢ op de banden van de fiets zitten tegenwoordig reflectoren Zelfstandig naamwoord: re-flec-tor de reflector ...

Reflector. In schijnwerpers* en andere lichtarmaturen: spiegel of glanzend metaal, opgesteld achter de lamp, waardoor het licht* in één richting wordt gestuurd. Een reflector* verhoogt de lichtintensiteit.

[modern Lat.] 1 toestel dat licht terugkaatst, straalkaatser; hulpmiddel om lichtstraling of een ander stralingsverschijnsel in een bep. richting terug te kaatsen; 2 (astr.) spiegelkijker.

(reflektor) lichaam dat invallende straling terugkaatst; spiegelkijker

vlak, dat lichtstralen terugkaatst.

reflector.

(→ reflecteren). 1. Astronomische kijker waarbij gebruik gemaakt wordt van de terugkaatsing van het invallend licht tegen een spiegel; 2. scherm dat het licht terugkaatst.