Wat is de betekenis van refit?

2025-07-28
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

refit

(zelfstandig naamwoord) [alg.] opknapbeurt, opkalefatering, aanpassing - Ik ga een stoombootje uit 1890 kopen, maar het vergt wel een fikse opknapbeurt eer ik het als vakantiebootje kan gebruiken.

2025-07-28
Afkortingenlijst Vlaanderen

Team taaladvies (2020)

REFIT

Regulatory Fitness and Performance

2025-07-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

refit

I. 1. herstellen; repareren; 2. opnieuw uitrusten; II. 1. herstel, reparatie; 2. nieuwe uitrusting.

Gerelateerde zoekopdrachten