Wat is de betekenis van Rederijk?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rederijk

bn. (-er, -st), welsprekend, woordenrijk: hij is zo rederijk, als hij dronken is, dan houdt hij lange redeneringen.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rederijk

bn. (woordenrijk, gemakkelijk sprekend, beschikkend over veel woorden).

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rederijk

('re:də) bn. en bw. (-er. -st) 1. welsprekend, sierlijk, retorisch. 2, woordenrijk.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

rederijk

bn. (-er, -st), welsprekend, woordenrijk: hij is zo rederijk, als hij dronken is.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rederijk

Rederijk - bn. (-er, -st), rhetorisch: welsprekend, sierlijk; — woordenrijk: hij is zoo rederijk, als hij dronken is, dan houdt hij lange redeneeringen, waar kop noch staart aan is.

2025-07-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Rederijk

Rederijk, bn. rhetorisch; welsprekend, sierlijk. *-ER, m. (-s), beoefenaar der uiterlijke welsprekendheid, verzenminnaar. -SKAMER, v. (-s), genootschap tot beoefening der uiterlijke welsprekendheid; kamer van rhetorica. *-KUNDE, *-KUNST, v. gmv. rhetorica. *...STRIJD, *...TWIST, m. (-en), dispuut, geschil (over eenig geloofspunt enz.). -EN, ow...