Redelijk
bn. bw. (-er, -st), 1. met rede begaafd, verstandig: de mens is een redelijk wezen; 2. billijk, behoorlijk: redelijke voorwaarden; men heeft u redelijk behandeld; dat is toch niet redelijk! 3. tamelijk, vrij wel: ik ben redelijk gezond; het gaat hem redelijk; ook als bn.: een redelij...