Wat is de betekenis van rampzalig?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rampzalig

bn. bw. (-er, -st), (thans nogal rhetorisch) 1. rampspoed lijdend, diep ongelukkig: een rampzalig mens, slachtoffer; 2. gepaard gaande met rampspoeden, vol van rampspoed: telkens werd hij aan die rampzalige dag herinnerd; een rampzalig huwelijk; 3. rampspoed veroorzakend: de rampzalige invloed der politieke intrigues;...

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rampzalig

rampzalig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ramp-za-lig 1. als van een ramp ♢ het was een ongelukje met rampzalige gevolgen Bijvoeglijk naamwoord: ramp-za-lig ... is rampzaliger dan ... ...

2025-07-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rampzalig

adj. & adv., ellindich, jammerlik, needlottich.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

rampzalig

bn., bw. (hoogst ongelukkig, noodlottig): het rampzalig huwelijk van Oranje met Anna van Saksen; hij kwam rampzalig om het leven.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rampzalig

(ramp'saləch) bn. en bw. (-er, -st) 1. vol rampen, hoogst ongelukkig, noodlottig. 2. verdoemd: voor eeuwig -. 3. zeer armoedig, jammerlijk: een -e toestand; een schepsel.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

rampzalig

bn. en bw. (-er, -st), hoogst ongelukkig, erbarmelijk, noodlottig: een rampzalig slachtoffer; een huwelijk.

2025-07-28
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

rampzalig

rampzalig bn. 'ellendig' categorie: geleed woord Mnl. rampsalich 'diep ongelukkig, ellendig, betreurenswaardig' Die arme ... sijn die rampsalichste ..., want God ende die werlt heeft se vergeten 'de armen zijn de ongelukkigsten, want God en wereld hebben hen vergeten', rampsalige Rijcheit 'ellendige rijkdom' [14...

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rampzalig

RAMPZALIG bn.bw. (-er, -st), noodlottig, akelig, ijselijk; verdoemd : telkens werd hy aan dat rampzalig oogenblik herinnerd; toen nam hij dat rampzalige besluit; voor eeuwig rampzalig’, — (fig.) slecht, ellendig; zeer armoedig, jammerlijk : is er rampzaliger schepsel dan hij ?; in welk een rampzaligen toestand heeft hij vrouw en kindere...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)