Wat is de betekenis van rachening, raggeling?

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

rachening, raggeling

(1906) (Barg.) mislukking; tegenvaller; teleurstelling; strop (bijv. bij een diefstal). Een raggeling halen: de mist ingaan. Endt en Frerichs (Bargoens Wdb.) denken aan mogelijk verband met (h)achelen: `eten'. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Raggeling: mislukking, tegenvaller. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche t...

Gerelateerde zoekopdrachten