quiver
I. pijlkoker; have an arrow (a shaft) left in one’s quiver, al zijn pijlen nog niet verscholen hebben. II. 1. trillen, beven, sidderen; 2. trilling, beving, siddering.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. pijlkoker; have an arrow (a shaft) left in one’s quiver, al zijn pijlen nog niet verscholen hebben. II. 1. trillen, beven, sidderen; 2. trilling, beving, siddering.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: