Wat is de betekenis van Quitter?

2025-07-25
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Quitter

I. verlaten; weggaan van, afgaan van [school]; vaarwel zeggen; uittrekken, uitdoen, afdoen, afleggen [ook: gewoonte]; loslaten, laten vallen, laten schieten, overlaten, afstaan, afstand doen van; ontslaan, ontheffen (de van); quitter la chasse (le jeu, le vin), de jacht opgeven; quitter le lit, ópstaan; quitter la partie, de partij gewonnen...