Quércus prínus L
M.- en N.-Amerika; 25-30 m. Synoniem: Q. micháuxii Nurr.. Evenals de vorige soort, komt ook deze eik bijna alleen in botanische collecties voor; het is een langzaam groeiende boom met betrekkelijk brede kroon en zeer donker grijze, ruwe schors, welke vrij spoedig in kleine schubben afbladert. Jonge twijgen kaal, olijfgroen; bladsteel tot 15 a 20 m...