qualify
I. bevoegd, bekwaam maken (voor, tot for); qualificeren, aanduiden, betitelen; (nader) bepalen; wijzigen; matigen, verzachten, verzwakken, beperken; aanlengen [met water]; water [soms sterke drank] doen bij; II. vr in: qualify oneself, zich bekwamen; III. zich bekwamen of de bevoegdheid verwerven (voor een ambt), examen doen; geplaatst worden.