Puthaak
m. (...haken), 1. lange stok met sterk gekromde haak, waaraan men een emmer bevestigt om water uit een niet te diepe put of uit een gracht op te halen; — (spr.) zij zijn over de puthaak getrouwd, zij wonen in vrije liefde samen; 2. ijzeren haak met houten steel voor het verleggen van kruiplanken.