Put
m. (-ten), 1. gegraven of geboorde diepte waarin water opwelt of waarin men water opvangt en bewaart: een put graven, delven; Artesische putten; — aan de binnenzijde met steen bekleed: een put metselen; 2. figuur op het ganzenbord die een put (1.) voorstelt: in de put zitten; (fig.) in verlegenheid zitten, geen uitweg we...