Wat is de betekenis van pupiter?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pupiter

(<Fr.), m. (-s), (Zuidn.) lessenaar.

2025-07-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

pupiter

(de, -s) lessenaar. Gerrit Komrij is de aandacht duidelijk beter gewoon en hoogdravend declameert hij zijn poëzie vanachter een pupiter in het auditorium van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. - DS, 16-09-2002. Zie bureau.

2025-07-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

pupiter

Lessenaar; ook: bureau. „Ge kunt me doen fuzeljeren, maar dan komen die papieren eer dat het avond is in de handen van iemand waar de Duitsen ze niet zullen gaan zoeken, verstaat ge me potverdomme!” Ik sloeg nog eens met mijn vuist op de pupiter, CLAES 1960, 110. Sam.: muziekpupiter, muzieklessenaar (De muzikanten namen hun hout...

2025-07-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Pupiter

lessenaar

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pupiter

[Fr.], m. (-s), (gew.) lessenaar.

Gerelateerde zoekopdrachten